Over een sterke moeder en haar zoon die het eigenlijk nooit goed genoeg kan doen. En altijd de aanwezige sluier van de oorlog.
Een man ruimt het overvolle huis van zijn oude moeder op. Ze kon nooit iets weggooien en verstopte geld op de raarste plekken. Als hij haar spullen en kleding door zijn handen laat gaan, komt zijn moeder als vanzelf weer tot leven. Dwingend als altijd. Omdat het moet, helpt hij haar nog een keer in haar beste mantelpakje. Met koffie, gebak en kippensoep komen ook scherven van herinneringen op tafel: ‘Dat waren lieve mensen in de Achterhoek. Ik heb echt geluk gehad. En toen kreeg ik jou…na de oorlog kreeg ik jou. Je was een raar jongetje’. Na een dansje met moeder op een wals van Chopin is het tijd om afscheid te nemen.